vist uit
- vist uit
vervoeging van |
---|
uitvissen |
vist (...) uit
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvissen
- Jij vist uit.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvissen
- Hij vist uit.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitvissen
- Vist uit!
- Het woord vist uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.