Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vis·lucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vislucht visluchten
verkleinwoord visluchtje visluchtjes

Zelfstandig naamwoord

de visluchtv / m

  1. de geur van vissen
    • De vreselijke vislucht kwam je al van verre tegemoet toen we in de buurt van de vismarkt kwamen. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be