visloos
- vis·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | visloos | vislozer | visloost |
verbogen | visloze | vislozere | vislooste |
partitief | visloos | vislozers | - |
visloos
- zonder vis
- Door de vervuiling waren er vooral in de jaren 1970 veel visloze meren.
- Het woord 'visloos' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "visloos" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be