vijfenzestigplusser
- vijf·en·zes·tig·plus·ser
- In de betekenis van ‘iemand die boven de 65 jaar is’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1974 [1]
- afgeleid van vijfenzestigplus met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vijfenzestigplusser | vijfenzestigplussers |
verkleinwoord | vijfenzestigplussertje | vijfenzestigplussertjes |
de vijfenzestigplusser m
- iemand die zijn 65-ste verjaardag heeft gevierd
- Het woord vijfenzestigplusser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.