viert uit
- viert uit
vervoeging van |
---|
uitvieren |
viert (...) uit
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvieren
- Jij viert uit.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvieren
- Hij viert uit.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitvieren
- Viert uit!
- Het woord viert uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.