videochatten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: videochatten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈvidejoˌtʃɛtə(n) / (5 lettergrepen)
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
videochatten | |
videochat |
Woordafbreking
- vi·deo·chat·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van video zn en chatten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
videochatten |
videochatte |
gevideochat |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
videochatten
- communiceren door het typen van berichten terwijl men tegelijkertijd iemand in beeld kan zien