vicepresidentschap

  • vi·ce·pre·si·dent·schap
enkelvoud meervoud
naamwoord vicepresidentschap vicepresidentschappen
verkleinwoord - -

het vicepresidentschapo

  1. bestuursfunctie waarin men als plaatsvervanger van de voorzitter van een organisatie wordt beschouwd
     Het vicepresidentschap van de Raad van State, het belangrijkste adviesorgaan van de regering en tevens de hoogste bestuursrechter, komt dit najaar vrij door het pensioen van zittend vicepresident Piet Hein Donner (CDA).[2]
     De stroomlijning is onderdeel van hervormingen als antwoord op massale protesten tegen corruptie en zwak bestuur. (…) Volgens het plan worden ook de drie vicepresidentschappen en drie vicepremierschappen opgeheven.[3]
  2. vervulling van een bestuursfunctie waarin men als plaatsvervanger van de voorzitter van een organisatie wordt beschouwd
     Obama noemt het aanstaande vicepresidentschap van Kamala Harris, de eerste vrouw in die functie, baanbrekend. „Ik zou niet trotser kunnen zijn.”[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Tom-Jan Meeus & Thijs Niemantsverdriet
    “Dijsselbloem wil naar Raad van State” (11 mei 2018) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron Regering Irak snijdt in aantal ministeries in: Reformatorisch Dagblad  , jrg. 45 nr. 114 (17 augustus 2015), p. 7 kol. 5
  4.   Weblink bron
    David van Unen
    “Obama: Biden wordt president van alle Amerikanen” (7 november 2020) op nrc.nl