• vi·ce ver·sa

vice versa

  1. omgekeerd, in omgekeerde richting
    • Mijn oma en Ima bleven vrijwel hun gehele kamptijd bij elkaar. De één sleepte de ander door de ellende en vice versa. Indien nodig redden ze elkaar. Samen overleefden ze. [2]
    • (…) als bèta-studentje spijkert hij zich binnen een week tot zijn eigen verbazing volledig bij in het werk van John Milton, om zo indruk te maken op poëtisch angehauchte meisjes, iets dat vice versa volstrekt onmogelijk is. [3]
  2. met de terugreis, heen en terug
    • In 1995 werd het eerste fietsroutenetwerk geopend door het Regionaal Landschap Kempen en Maasland. Inmiddels is het Belgisch-Limburgse netwerk circa tweeduizend kilometer lang - in één richting, want er zijn ook Vlaamse regio's waar de afstand vice versa wordt gemeten. [4]