• vet·oog
enkelvoud meervoud
naamwoord vetoog vetogen
verkleinwoord vetoogje vetoogjes

het vetoogo

  1. (voeding) druppel vet die boven op de soep drijft
     Het voedsel dat het meest troost, is voedsel dat je al vaak hebt gemaakt, of dat je herinnert aan vroeger. Aan die lieve oma en haar heerlijke soep, bijvoorbeeld. De mijne kookte hem een dag van tevoren, daar wordt hij lekkerder van. Er dreven van die vetoogjes op.[2]
46 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Een goed gesprek met Max Westerman & Janneke Vreugdenhil” (28/10/2011), HP de Tijd
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be