vetmester
- vet·mes·ter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vetmester | vetmesters |
verkleinwoord |
de vetmester m
- iets waarvan je dik wordt
- De chocoladeletter is Sints favoriete vetmester. Met een letter van honderd gram heb je snel 550 kilocalorieën binnen. Melk of puur maakt daarbij niet zoveel uit. Welke naam je hebt ook niet. De M van Martin is dus niet gevaarlijker dan de I van Ingrid. [2]
- (beroep) iemand die dieren vetmest voor de slacht
- Nadat de strijd tegen hormonen een paar jaar geleden geen officiële prioriteit meer werd in het nationaal veiligheidsplan, zijn er nu ook vergevorderde plannen om de dienst hormonen bij de federale politie op te doeken. Nochtans is die cel de olie in de machine die vetmesters en dopingdealers moet aanpakken. [3]
- [1] caloriebom
- [2] varkenshouder
- Het woord vetmester staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vetmester" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Martin Ruesink 13-11-17 Zie ginds komt de calorieboot
- ↑ De Standaard 06/10/2014 door Nikolas Vanhecke Hormonencel dreigt te verdwijnen door hervorming federale politie
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be