verwijfdheid

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  verwijfdheid    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ver·wijfd·heid

Woordherkomst en -opbouw

• afleiding van verwijfd met het achtervoegsel -heid

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	verwijfdheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de verwijfdheid v

1. de eigenschappen van een vrouw hebbend terwijl men een man is; het minder mannelijk zijn

   ▸ Lubonski en Bukowski als mannen van de Weichsel kozen voor Chopin en waren enthousiast toen de pianiste hem majestueus vertolkte, daarbij iedere verwijfdheid onderdrukkend die sommige critici constateerden en ze liet zijn muziek glorieus opmarcheren in een grootse traditie.

   ▸ Wat ik je wil zeggen is dit: gooi je eer en roem niet te grabbel om mij, want alle ridders zouden je van ontrouw en verwijfdheid beschuldigen, en ook mij zou voor de voeten worden geworpen je te hebben misleid.

Synoniemen

• weekheid, lafheid, slapheid, vervrouwelijkt

Gangbaarheid

• Het woord verwijfdheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.