• ver·was·sen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verwassen
verwaste
verwassen
zwak -t

gemengd

volledig 1-2
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verwassen
verwies
verwassen
klasse 7 volledig 3

verwassen [1] [2] [3]

  1. door wassen bederven of verbruiken
  2. met was bestrijken
  3. verkeerd groeien
  4. (schilderkunst) nat aangebrachte verflagen in elkaar laten lopen.
  • vervoeging van verwassen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
vervoeging van: verwassen…
geen verbogen vorm

verwassen

  1. voltooid deelwoord van verwassen
83 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[4]