vertrouwensberoep
- ver·trou·wens·be·roep
- samenstelling van vertrouwen en beroep met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vertrouwensberoep | vertrouwensberoepen |
verkleinwoord | - | - |
het vertrouwensberoep o
- beroep waarbij sprake is van een vertrouwensrelatie met de cliënt
- Het woord 'vertrouwensberoep' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.