• ver·stau·en
  • Afleiding van het werkwoord stauen "(= goederen zeevast plaatsen)" met het voorvoegsel ver-
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verstauen
fɛɐ̯ʃtaʊ̯ən
verstaute
fɛɐ̯ʃtaʊ̯tə
verstaut
(met "haben")
fɛɐ̯ʃtaʊ̯t
zwak volledig

verstauen

  1. overgankelijk stoppen (bijv. je nachtkijker weer in je zak stoppen)
  2. overgankelijk bergen (wegzetten en bewaren)
  3. overgankelijk opbergen (bijv. boeken in dozen opbergen)
  4. overgankelijk inladen, laden (bijv. bagage inladen om op reis te gaan)