verspelden
- Geluid: verspelden (hulp, bestand)
- ver·spel·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verspelden |
verspeldde |
verspeld |
zwak -d | volledig |
verspelden [1]
- overnieuw, anders spelden
vervoeging van |
---|
verspellen |
verspelden
- meervoud verleden tijd van verspellen
- Wij verspelden.
- Jullie verspelden.
- Zij verspelden.
- Wij verspelden.
- Het woord 'verspelden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.