• ver·slag·ge·ve·rij
enkelvoud meervoud
naamwoord verslaggeverij verslaggeverijen
verkleinwoord

de verslaggeverijv

  1. het journalistieke werk
     Ik dacht dat jij te goed was voor de gewone verslaggeverij.[2]
     Toen mocht je in het stadhuis roken en bedienden de boden koffie, thee, fris of bier. In mijn herinnering was de politieke verslaggeverij best gezellig, ook al werd het vaak laat. Dat was niet erg. De krant was een middagkrant, zodat de stukjes die na afloop van raad of commissie waren geconcipieerd ’s morgens nog konden worden gefatsoeneerd.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  3.   Weblink bron
    Toon Mesman
    “Column: Gastvrij” (14-03-2013), Tubantia