• ver·sche·pen
  • afgeleid van schip met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en met klankverandering i - ee (IPA: /ɪ/ -/e/) [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verschepen
verscheepte
verscheept
zwak -t volledig

verschepen

  1. overgankelijk per schip wegzenden
    • Het aantal Nederlandse munten dat naar Curaçao werd verscheept bleef onvoldoende. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]