Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·pon·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verponding verpondingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de verpondingv [1]

  1. hernieuwde schatting van een belastingaanslag
     maar hij heeft geen geld! Goed, dan spreken we het zo af: de aannemer krijgt een pachtcontract voor de grond, bouwt er huizen op, en zodra het dorp staat betaalt hij de in het pachtcontract genoemde som uit de verponding van de huizen.[2]
     Om daar ten volle van te profiteren was heel het beleid erop gericht dat de stad als het ware zichzelf opkocht en later zou uitbaten, tot voordeel van de ingezetenen en de stadskas ineen: men zou tegen lage huur in nette huizen wonen, en de stad kon dank zij de opbrengst uit die verponding volstaan met belangrijk lagere belastingen dan elders.[2]


Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen