• ver·mis·te
  • Afgeleid van vermist met het achtervoegsel -e
enkelvoud meervoud
naamwoord vermiste vermisten
verkleinwoord - -

de vermistem

  1. iemand waarvan het niet zeker is wat ermee gebeurd is tijdens een ongeval, gevecht of andere tijd van levensgevaar
    • Een woordvoerder van de eigenaar van de elektriciteitscentrale bevestigde de acht doden maar zei dat er zeven gewonden waren gevallen. Hij noemde geen aantallen vermisten. 

vermiste

  1. verbogen vorm van de stellende trap van vermist
vervoeging van
vermissen

vermiste

  1. enkelvoud verleden tijd van vermissen
    • Ik vermiste. 
    • Jij vermiste. 
    • Hij, zij, het vermiste. 
  2. verbogen vorm van vermist, voltooid deelwoord van vermissen
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be