Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ma·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vermaling vermalingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vermalingv

  1. het door malen fijn maken van iets
  2. iets kapot maken door malen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen