verlokker
- ver·lok·ker
- Naamwoord van handeling van verlokken met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verlokker | verlokkers |
verkleinwoord |
- iets of iemand die mensen verlokt dingen te doen waar ze later spijt van krijgen
- Het OIVO waarschuwt de consument dat de speelfrequentie 'kan leiden tot een ware afhankelijkheid' en dat kansspelen op internet en tv 'door de indruk van makkelijk te verdienen geld, nog grotere verlokkers voor de consument zijn'. [2]
- Het woord 'verlokker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verlokker" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 10/09/2010 om 12:31 door svh Populariteit kansspelen gedaald
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be