• ver·lan·den
  • afgeleid van land met het voorvoegsel ver-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verlanden
verlandde
verland
zwak -d volledig

verlanden

  1. ergatief door aanslibbing tot land worden
     Eerst in 1522, toen het vaarwater der Geleede geheel verlandde, werd aan de Regeering van Dordrecht bevolen een nieuw tolhuis te bouwen, wat geschiedde en tot in de achttiende eeuw aldus bleef.[1]
  1.   Weblink bron
    Dalen, J.L. van
    “Geschiedenis van Dordrecht” (1931-1933), Morks