verkiezingsstrijd
- ver·kie·zings·strijd
- samenstelling van verkiezing zn en strijd zn met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verkiezingsstrijd | verkiezingsstrijden |
verkleinwoord |
de verkiezingsstrijd m
- de competitie tussen politieke tegenstanders om de gunst van de kiezers tijdens verkiezingen
- ▸ De partijtop van CDA had eigenlijk liever geen echte verkiezingsstrijd gezien maar had gehoopt op een eenduidig verhaal met één overtuigende kandidaat van het midden. Omtzigt in de finale maakt het bestuur nóg wat zenuwachtiger, want de partij ziet hem als een soms lastig Kamerlid.[2]
- ▸ Een Franse president mag maximaal twee termijnen dienen, dus een derde verkiezingsstrijd tussen Le Pen en Macron in 2027 is uitgesloten. Tegen die tijd hoopt Macron Frankrijk "sterker en onafhankelijker" te hebben gemaakt, zei hij in zijn overwinningsspeech. "En ik ben iedereen dankbaar die mij vertrouwt om dat project de komende jaren te leiden."[3]
- Het woord verkiezingsstrijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Omtzigt: 'Ik ben lastig, ja, maar anders krijg je niks boven tafel'” (Zaterdag 11 juli 2020, 23:25), NOS
- ↑ Weblink bron “Herkozen Macron wacht komende jaren een grote opdracht: verzoening van Frankrijk” (Zondag 24 april 2022, 23:20), NOS