verkazen
- ver·ka·zen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verkazen |
verkaasde |
verkaasd |
zwak -d | volledig |
verkazen
- overgankelijk tot kaas maken
- De melk van de koeien werd voor een groot deel verkaasd.
- ergatief (spottend) Nederlands worden, Nederlandse gewoonten en opvattingen aannemen
- Mijn broer is echt verkaasd.
- [2] vernederlandsen
- [2] verwesteren
- Het woord verkazen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verkazen" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be