verhuur
- Geluid: verhuur (hulp, bestand)
- IPA: / vərˈhyr / (2 lettergrepen); zn ook wel: /ˈvɛrhyr/ als benadrukte vorm
- ver·huur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verhuur | verhuren |
verkleinwoord |
de verhuur m
- tijdelijk gebruik van goederen die aan een ander toebehoren in ruil voor een vergoeding
- ▸ Inwoners van Parijs mogen zich vandaag in een referendum uitspreken over de verhuur van elektrische steps. De stepjes zijn stil en snel en zijn goedkoop te huren, maar er gebeuren veel ongelukken mee. Het bestuur van de Franse hoofdstad wil van de steps af.[2]
vervoeging van |
---|
verhuren |
verhuur
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhuren
- Ik verhuur.
- gebiedende wijs van verhuren
- Verhuur!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhuren
- Verhuur je?
- Het woord verhuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verhuur" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Inwoners van Parijs stemmen in referendum over verhuur elektrische step” (Zondag 2 april, 17:30), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be