• ver·goe·lijkt
  • vervoeging van vergoelijken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
vergoelijken

vergoelijkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergoelijken
    • Jij vergoelijkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergoelijken
    • Hij vergoelijkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vergoelijken
    • Vergoelijkt! 
vervoeging van: vergoelijken…
verbogen vorm: vergoelijkte

vergoelijkt

  1. voltooid deelwoord van vergoelijken