vergoelijkte
- ver·goe·lijk·te
vervoeging van |
---|
vergoelijken |
vergoelijkte
- enkelvoud verleden tijd van vergoelijken
- Ik vergoelijkte.
- Jij vergoelijkte.
- Hij, zij, het vergoelijkte.
- Ik vergoelijkte.
- verbogen vorm van vergoelijkt, voltooid deelwoord van vergoelijken
- Het woord vergoelijkte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.