• verf·streep
enkelvoud meervoud
naamwoord verfstreep verfstrepen
verkleinwoord verfstreepje verfstreepjes

de verfstreepv / m [1]

  1. met verf getrokken streep
     Bij ceremoniën heeft hij twee blauwe verfstrepen over zijn voorhoofd en een verentooi op zijn hoofd.[2]
     Onbekenden hadden vorige week in de nacht van woensdag op donderdag een dikke verfstreep getrokken over een groot deel van het 16 kilometer lange parcours.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Victoria Holt
    “Vlucht van de zeven zwaluwen” (1992), Saga, ISBN 9788726484892
  3.   Weblink bron “Reinigen WK-parcours kost ton” (Woensdag 26 september 2012, 10:17), NOS