naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
veren verend
vering geveerd


  • ve·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
veren
veerde
geveerd
zwak -d volledig

veren

  1. absoluut schokken opvangen
    • Mijn voorvork veerde op een gegeven moment niet meer, die moet dus op wat kortere termijn vervangen worden. 
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen

veren

  1. met veren (lichaamsbedekking van een vogel) vervaardigd

de verenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord veer
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


veren

  1. gever, schenker