• ver·dwaas·de

verdwaasde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verdwaasd
vervoeging van
verdwazen

verdwaasde

  1. enkelvoud verleden tijd van verdwazen
    • Ik verdwaasde. 
    • Jij verdwaasde. 
    • Hij, zij, het verdwaasde. 
  2. verbogen vorm van verdwaasd, voltooid deelwoord van verdwazen
enkelvoud meervoud
naamwoord verdwaasde verdwaasden
verkleinwoord

de verdwaasdem

  1. dwaashoofd, warhoofd, domkop