• ver·drie·tig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord verdrietigheid verdrietigheden
verkleinwoord

de verdrietigheidv

  1. iets dat vervelende, sombere, pijnlijke, verdrietige gevoelens opwekt of opgewekt heeft
    • Gemengde gevoelens, positieve en negatieve gedachten, boosheid en verdrietigheid kunnen elkaar afwisselen. Welzijnsorganisatie Impuls speelt in op de behoefte van kinderen om te praten over de gezinssituatie. [2] 
    • De familie wil de uitslag van het onderzoek afwachten voordat ze beslist over een eventuele procedure. Als de politie kan bewijzen dat sprake was van noodweer, ziet de familie van de gedode dader af van vervolging. 'Mits dat op een goede en overtuigende wijze wordt vastgesteld', zegt Plasman. De advocaat sprak zijn bewondering uit voor de moeder van de gedode jongen. 'In al die verdrietigheid vind ik het opvallend hoe zij tegen deze zaak aankijkt.' [3]