verdrietigheid
- ver·drie·tig·heid
- afeleiding van verdrietig met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verdrietigheid | verdrietigheden |
verkleinwoord |
de verdrietigheid v
- iets dat vervelende, sombere, pijnlijke, verdrietige gevoelens opwekt of opgewekt heeft
- Gemengde gevoelens, positieve en negatieve gedachten, boosheid en verdrietigheid kunnen elkaar afwisselen. Welzijnsorganisatie Impuls speelt in op de behoefte van kinderen om te praten over de gezinssituatie. [2]
- De familie wil de uitslag van het onderzoek afwachten voordat ze beslist over een eventuele procedure. Als de politie kan bewijzen dat sprake was van noodweer, ziet de familie van de gedode dader af van vervolging. 'Mits dat op een goede en overtuigende wijze wordt vastgesteld', zegt Plasman. De advocaat sprak zijn bewondering uit voor de moeder van de gedode jongen. 'In al die verdrietigheid vind ik het opvallend hoe zij tegen deze zaak aankijkt.' [3]
- Het woord verdrietigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 28-02-08 Praten over scheiding ouders
- ↑ Het Parool 31 maart 2014 'Nabestaanden willen geen rechtszaak bij noodweer'