Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·bur·ger·lij·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verburgerlijken
verburgerlijkte
verburgerlijkt
zwak -t volledig

Werkwoord

verburgerlijken

  1. ergatief afvlakken tot burgerlijkheid
    • Het was een tijd waarin de hippie-idealen waren verburgerlijkt en ingekapseld. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid