Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·bur·ger·lijk·te

Werkwoord

vervoeging van
verburgerlijken

verburgerlijkte

  1. enkelvoud verleden tijd van verburgerlijken
    • Ik verburgerlijkte. 
    • Jij verburgerlijkte. 
    • Hij, zij, het verburgerlijkte. 
  2. verbogen vorm van verburgerlijkt, voltooid deelwoord van verburgerlijken