• ver·brok·ke·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord verbrokkeling verbrokkelingen
verkleinwoord

de verbrokkelingv [1]

  1. het uiteen laten vallen in kleine stukjes; het in kleine stukjes breken
     Volgens de CDA-leider zijn alle voorstellen in het CDA-verkiezingspromma erop gericht om de verbrokkeling in de maatschappij tegen te gaan. "Het gaat om de samenleving als geheel."[2]
     Maar de keizerlijke politie hield me al een tijdje in de gaten, want in die tijd wilde Napoleon de verbrokkeling van de provincies, in tegenstelling tot wat hij later nastreefde toen hij een zoon kreeg.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Buma wil afscheid nemen van het individualisme” (Woensdag 12 oktober 2016, 11:18), NOS
  3. De graaf van Monte-Cristo”   (2007), L.J. Veen  , ISBN 9789020413021