• ver·breed
  • vervoeging van verbreden: de stam zonder -d omdat de stam al op -d eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
verbreden

verbreed

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verbreden
    • Ik verbreed. 
  2. gebiedende wijs van verbreden
    • Verbreed! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verbreden
    • Verbreed je? 
vervoeging van: verbreden…
verbogen vorm: verbrede

verbreed

  1. voltooid deelwoord van verbreden
  2. vormt de voltooide tijden
    • Ze zouden dat allang verbreed moeten hebben. 
  3. vormt de lijdende vorm
    • Het strand is aanzienlijk verbreed. 
  4. attributief gebruikt
    • Het verbrede strand. 
  5. bijwoordelijk gebruikt
    • Verbreed zag het er veel imposanter uit. 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be