verantwoordelijkheidsvakantie
- ver·ant·woor·de·lijk·heids·va·kan·tie
- samenstelling van verantwoordelijkheid zn en vakantie zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verantwoordelijkheidsvakantie | verantwoordelijkheidsvakanties |
verkleinwoord | verantwoordelijkheidsvakantietje | verantwoordelijkheidsvakantietjes |
de verantwoordelijkheidsvakantie v
- (politiek) periode dat een politieke partij in de oppositie zit en dus geen regeringsverantwoordelijkheid hoeft te dragen
- ▸ Iedere week nemen we in Studio Den Haag met drie prominente Tweede Kamerleden de politieke actualiteit door. Deze week met Lea Bouwmeester (PvdA), Klaas Dijkhoff (VVD) en Mona Keijzer (CDA). Over de tevredenheid van de PvdA en het sjagrijn van de VVD in de coalitie en de verantwoordelijkheidsvakantie van het CDA. Presentatie: Sebastiaan Meijer (NOS Den Haag).[1]
- ▸ Wilders reageert teleurgesteld op de opstelling van de VVD en verwijt de partij ‘verantwoordelijkheidsvakantie’. ,,Wat de PVV-kiezer had verwacht en gewild, was dat er een centrumrechts meerderheidskabinet kwam.’’ En dat geldt volgens hem óók voor de VVD-kiezer. ,,Ik zie peilingen waarin VVD-kiezers zeggen dat hun partij in weerwil van het verlies toch in een kabinet met de PVV moet stappen. Yesilgöz laat haar kiezers nu in de steek. Er is nog niet eens gepraat.’’ Toch sluit hij niet uit dat een gedoogconstructie zou kunnen werken.[2]
- Het woord 'verantwoordelijkheidsvakantie' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Studio Den Haag over alweer een historisch akkoord” (Vrijdag 26 april 2013, 01:04), NOS
- ↑ Weblink bron Hanneke Keultjes, Hans van Soest“VVD gaat niet het kabinet in, wil wel gedogen; Yesilgöz legt bal bij Wilders en Omtzigt” (24 nov. 2023), Tubantia