Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·an·ke·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verankering verankeringen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de verankeringv

  1. het verankeren
  2. (bouwkunde) constructie waaraan of waarmee iets verankerd wordt of is

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen