Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
verachtvoudigen verachtvoudigend
verachtvoudiging verachtvoudigd
Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·acht·vou·di·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verachtvoudigen
verachtvoudigde
verachtvoudigd
zwak -d volledig

Werkwoord

verachtvoudigen

  1. ergatief achtmaal zo groot worden
    • De prijzen verachtvoudigden in die periode. 
  2. overgankelijk achtmaal zo groot maken
    • De opbrengst werd door de nieuwe landbouwmethode verachtvoudigd. 
Vertalingen

Gangbaarheid