veiligheidskettinkje
- vei·lig·heids·ket·tin·kje
- samenstelling van veiligheid zn en kettinkje zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | veiligheidskettinkje | veiligheidskettinkjes |
verkleinwoord | - | - |
het veiligheidskettinkje o dim. tant.
- dun kettinkje aan de sluiting van een armband e.d., als extra beveiliging tegen verlies
- (verwijderbaar) kettinkje achter de buitendeur waardoor die niet helemaal opengaat
het veiligheidskettinkje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord veiligheidsketting
- Het woord 'veiligheidskettinkje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.