veilheid
- veil·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | veilheid | veilheden |
verkleinwoord |
de veilheid v
- gemeenheid, boosaardigheid
- het voor geld te koop zijn
- Anders dan in ons negentiende-eeuwse strafrecht was seksuele deviantie in Griekenland op zich geen strafbaar feit: aanklachten betroffen veeleer de veilheid en passiviteit van de mannelijke prostitue. [2]
- Behalve over de roeping van de dichter lezen we in de tragedie over Majakovski's ontgoocheling over de door God geboden wereldorde, over zijn verlangen naar revolutie, over de veilheid van de liefde. [3]
- Het woord veilheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "veilheid" herkend door:
29 % | van de Nederlanders; |
35 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC H. S. Versnel 29 december 1990 SEKS ALS MACHTSSPEL BIJ DE OUDE GRIEKEN
- ↑ NRC Helen Saelman 28 mei 1993 Als u wilt zal ik een bezetene zijn; Marko Fondse's Majakovski-vertalingen gebundeld
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be