Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·ren·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen varenachtig varenachtiger varenachtigst
verbogen varenachtige varenachtigere varenachtigste
partitief varenachtigs varenachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

varenachtig

  1. gelijkend op, of eigenschappen hebbend van een varen
    • Wij hebben grote. groene varenachtige kamerplanten in ons kleine huis staan, dat daardoor nog kleiner lijkt. 

Gangbaarheid