vang aan
- vang aan
vervoeging van |
---|
aanvangen |
vang aan
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvangen
- Ik vang aan.
- gebiedende wijs van aanvangen
- Vang aan!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvangen
- Vang je aan?
- Het woord vang aan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.