vakantievlucht

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  vakantievlucht    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• va·kan·tie·vlucht

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  vakantie zn  en  vlucht zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	vakantievlucht	vakantievluchten
verkleinwoord	vakantievluchtje	vakantievluchtjes

Zelfstandig naamwoord

de vakantievlucht v / m

1. vliegreis in het kader van een vakantie

   ▸ De eerste vakantievlucht naar Sharm-el-Sheikh dit jaar zou op 29 juni vertrekken. Andere vluchten naar de toeristische kustplaatsen Hurghada en Marsa Alam worden niet geannuleerd.

   ▸ Lelystad Airport is de laatste jaren op de schop gegaan om grote buurman Schiphol te ontlasten als het gaat om vakantievluchten, maar vanwege de aangescherpte stikstofregels mocht het vliegveld lange tijd niet open.

Gangbaarheid

• Het woord vakantievlucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.