vakantiemarkt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- va·kan·tie·markt
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vakantie zn en markt zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakantiemarkt | vakantiemarkten |
verkleinwoord | vakantiemarktje | vakantiemarktjes |
Zelfstandig naamwoord
- (economie) vraag en aanbod met betrekking tot vakanties
Gangbaarheid
- Het woord vakantiemarkt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Meer mensen helemaal niet meer op vakantie” (Donderdag 4 december 2014, 07:28), NOS
- ↑ Weblink bron “Einde aan daling aantal vakanties” (Dinsdag 13 januari 2015, 07:10), NOS