vakantiegevoel
- va·kan·tie·ge·voel
- samenstelling van vakantie zn en gevoel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakantiegevoel | |
verkleinwoord |
het vakantiegevoel o
- stemming die men heeft op een vakantie
- ▸ Vandaag worden spelletjes gespeeld. Er komen ook nog een playbackshow en een barbecue. Vuurkorven, lampjes en een waslijn met wat sokken en kleren, maken het vakantiegevoel compleet.[1]
- ▸ Wie verpozen in de natuur niet ziet zitten, kan ook proberen thuis een vakantiegevoel te creëren. Blogger Cynthia Schultz moest haar vakantie naar Japan annuleren, maar hield haar vrije dagen aan. Om thuis toch een vakantiegevoel te krijgen, zet ze het huishouden op een laag pitje. "Als je een huisje huurt, doe je de afwas. Maar veel meer niet."[2]
- Het woord vakantiegevoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “97 jaar oud en toch op de camping in Emmeloord” (23 juni 2022), NOS
- ↑ Weblink bron Maartje Geels“'Nederland is een bijzonderder vakantieland dan je denkt'” (17-05-2020), NOS