vakantiecheque
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- va·kan·tie·che·que
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vakantie zn en cheque zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakantiecheque | vakantiecheques |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de vakantiecheque m
- tegoedbon die men kan gebruiken voor het betalen van een vakantie
- ▸ De winnares won een vakantiecheque van € 250,-, te besteden bij VVV Zeeland Vakantie. In 2013 zal de fotowedstrijd wederom georganiseerd worden.[1]
Gangbaarheid
- Het woord vakantiecheque staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Almelose wint Zeeuwse fotowedstrijd” (14-02-2013,), Tubantia