vakantie-uur
- va·kan·tie-uur
- samenstelling van vakantie zn en uur zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakantie-uur | vakantie-uren |
verkleinwoord |
het vakantie-uur o
- meeteenheid van de hoeveelheid betaald verlof waarop een werknemer recht heeft
- Het woord vakantie-uur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.