Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vaart aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanvaren

vaart (…) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvaren
    • Jij vaart aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvaren
    • Hij vaart aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanvaren
    • Vaart aan! 

Gangbaarheid