• vaag af
vervoeging van
afvagen

vaag (...) af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvagen
    • Ik vaag af. 
  2. gebiedende wijs van afvagen
    • Vaag af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvagen
    • Vaag je af?