Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • vært
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Middelnederduitse woord "wert", dat met het Deense werkwoord "varte (op)" (= bedienen) verwant is
Naar frequentie 4117
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vært     værten     værter     værterne  
genitief   værts     værtens     værters     værternes  

Zelfstandig naamwoord

vært, o

  1. waard (baas van een herberg of taveerne)
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • gøre regning uden vært
buiten de waard rekenen

Verwijzingen


Noors

Woordafbreking
  • vært
Naar frequentie 130

Werkwoord

vært

  1. voltooid deelwoord van være (betekenis: zijn)


Nynorsk

Woordafbreking
  • vært

Bijvoeglijk naamwoord

vært, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van vær